Go local!

In mijn voorgaande blogpost stond een filmpje van een jong ketteke die op TED het lokaal-voedsel-geloof predikte.
Ikzelf ben ook wel aanhanger van dat geloof. Meestal zelfs praktiserend aanhanger.
It’s a way of living, het zit in je bloed, je leeft, spreekt, ademt “local”.

Mijn vorige post heeft mij wat aan het denken gezet. Voor mij gaat het gegeven “lokaal” verder dan voedsel. Zo kan energie en warmte ook lokaal geproduceerd worden, maar zijn er omgekeerd dingen die helemaal niet lokaal hoeven te zijn.
Het zal voor jullie het gemakkelijkst en aangenaamst lezen zijn als ik hieronder effe enkele dingen oplijst:

Lokaal:

  • Voedsel: Voedsel is zowel seizoensgebonden als locatie-gebonden. Ik vind witloof in de zomer absurd, en komkommers hebben we niet in de winter. Spaanse aardbeien zijn veel vroeger dan Belgische, maar bijlange zo lekker niet als onze eigen Belgische aardbeitjes. Boontjes uit Ethiopië en Nigeria kunnen ginder de honger stillen.
    Hoe lokaal kan of moet je dan gaan? Dat is niet aan mij om dat voor jullie uit te maken, maar ik kan jullie wel enkele tips meegeven:

    • Boerenmarkten: Op vele plaatsen zijn er boerenmarkten, waar de boer zijn eigen producten komt verkopen. Patatjes en prei, melk, pudding en rijstpap, bloemen en planten, rechtstreeks van de kweker naar de consument. Geen tussenpersonen, de boer verdient iets meer, jij betaalt iets minder. Zo zijn er boerenmarkten in Dilbeek, Gaasbeek, Gooik, Middelkerke, Gistel, Sinaai en Beveren-Waas. Een volledige lijst vind je bij de VZW Plattelandsontwikkeling.
    • Hoeve-verkoop: Sommige boeren verkopen op hun eigen erf wat ze op de boerderij produceren. Dit kan gaan van melkproducten (ijs, rijstpap, etc) tot vlees, groenten of patatjes. Ik weet uit ervaring dat het ijs van op het Lindenhof superlekker is. Op Agribex at ik een ongelooflijk lekkere hamburger van zuiver Belgisch Wit-Blauw van boerderij Den Ijsbol. Meer info vind je op de site van de VLAM
    • In het verleden schreef ik ook al eens een stukje over ecologisch verantwoord vlees.
  • Kledij: Kledij is een moeilijke zaak. Hoge loonkosten/lasten hebben er voor gezorgd dat kledij-producenten kiezen voor lage-loon-landen (de naam zegt het al he…) zodat wij goedkope T-shirts kunnen kopen in de H&M, C&A of een andere keten. Maar er zijn ook lokale of ecologisch verantwoorde mogelijkheden.
    • Loints of Holland en Camper zijn schoenmerken die niet alleen ongelooflijk leuke en comfortable schoenen maken, maar ook nog eens in Europa en verantwoord. Akkoord, ze maken geen sportschoenen, maar Fair21 doet dat wel. En die hebben niet alleen sportschoenen, maar ook sportkledij, lingerie en gewone kledij.
    • Swishing, een gezellig kledingruilevenement, met het hart op de juiste plaats. Dat moet ik jullie niet meer leren kennen zeker?
    • Kledij die van Hennep gemaakt is, is een boost voor de lokale akkerbouw, heeft een veel lagere impact op het milieu en is even comfortabel als katoen. Meer info vind je bij Hempmade!
  • Energie: Elektriciteit wordt in grote elektriciteitscentrales gemaakt. Steenkool, gas of nucleaire energie wordt omgezet in warmte, en die warmte in elektriciteit. De restanten van de warmte gaan verloren. De uitstoot van steenkool, stookolie of gascentrales zorgt voor een stijging van de broeikasgassen in onze atmosfeer. Kernenergie is uiterst veilig en “proper”, tot er iets misloopt in zo’n kerncentrale (kijk maar naar 3 Miles Island, Tsjernobyl of onlangs Fukushima…).
    • Lokale energie-productie kan in biogasinstallaties of biomassa-installaties. Deze produceren niet alleen elektriciteit maar ook warmte. Doordat het lokale installaties zijn, kan de warmte via een warmtenet gebruikt worden voor andere toepassingen zoals mestverwerking, proceswarmte of verwarming van openbare gebouwen. Biomassa is ruim voor handen in onze Vlaamse gemeentes door ondermeer het ophalen van snoeihout, het verzamelen van snoei- en groenafval op containerparken en door de vele Vlaamse tuinaanleggers die dikwijls niet weten waarheen met al dat afval. Biogas kan geproduceerd worden op het platteland, en daar gebruikt worden, of opgewerkt worden tot aardgaskwaliteit en geinjecteerd worden in het aardgasnet.
    • Windmolens duiken overal op. Langsheen alle Vlaamse autosnelwegen, in zee, op dijken en in industrieterreinen. Samen met…
    • Zonnepanelen niet mijn favoriete vorm van groene energie, omdat ze vooral piekenergie produceren, niet te controleren zijn qua productie, en een grotere impact hebben op het milieu dan we zouden denken. Maar, het blijft wel lokaal geproduceerde energie uit hernieuwbare bronnen.
  • Transport: Omwille van bedrijfseconomische redenen zijn bepaalde productie en assemblagelijnen van auto’s gegroepeerd in fabrieken verspreidt over de wereld. Zo wordt de VW Amarok in Argentinië gemaakt, en daar de boot opgezet om via de haven van Antwerpen (of een andere haven) en de nodige vrachtwagens terecht te komen bij je lokale dealer. Omgekeerd worden auto’s van uit Europa naar Amerika of Japan verscheept om daar verkocht te worden. Aan deze handel en werkwijze kunnen we niks doen. (of je moet natuurlijk zo’n geitewollesok zijn die wel to the extreme gaat….) Maar qua transport zijn er wel een aantal zaken waar je rekening mee kan houden. Heb je je auto echt nodig om naar de supermarkt of winkel te gaan? Kan het niet met de fiets of te voet? Kan je met het openbaar vervoer gaan shoppen of naar je werk? Ik geef toe dat dit voor mij een heikel puntje is. Ik rij graag met de auto, geniet van de momenten op de autostrade, met de cruise-control op 125 en de radio op 11. Maar toen ik zonder werk zat, en een auto niet kon betalen, dan ging ik te voet of met de fiets, en dan ging ik geen pint drinken in Asse, want ik geraakte er niet. En die keren dat ik het wel deed kon ik met iemand mee rijden, of had ik effectief de trein genomen.
    Qua transport zijn er ook een aantal maatregels die van hogerhand moeten/kunnen genomen worden. Zoals het verkeersvrij maken van stadscentra, een betere werking van het openbaar vervoer (aansluitingen van bus/tram/metro/trein, op tijd rijden van treinen), het veiliger maken van het openbaar vervoer (ik weiger in Brussel het openbaar vervoer te nemen, 1 keer te veel overvallen/bedreigt/slaag gekregen…), fietspaden aanleggen, herstellen en onderhouden.

Niet-Lokaal:

Niet-lokaal is eigenlijk een moeilijker gegeven. Ik denk er al even over na, maar kan moeilijk echt zaken groeperen. Ik probeer het toch even…

  • Entertainment: Een Hollywoodfilm kunnen we niet in België produceren. Maar de impact van het verzenden van zo’n film zal wel niet zo groot zijn zeker? Het zelfde trouwens voor Bollywood-films…
    Games worden over de hele wereld gemaakt. Misschien zelfs door verschillende teams in Europa, de VS en pakweg Taiwan. Die staan met elkaar in contact via het internet en delen zo hun informatie met elkaar. Misschien worden de lokale copies (DVD, boekjes, doosjes etc) effectief ook lokaal gemaakt… Who knows?
  • Informatie: Informatie allerhande wordt gedeeld over het internet. Heel lang geleden wist men pas dagen of weken later van een ramp of oorlog aan de andere kant van de wereld. Nu weten we het dank zij zaken als Twitter en Facebook enkele minuten later. Soms zelfs sneller dan pakweg de aardbeving zelf…
    Maar het is nodig om ook lokaal een correspondent te hebben. De vervuiling van het vliegtuig, de impact van de nieuwsgaring is niet te berekenen versus de waarde van het nieuws dat gedeeld wordt. Al kunnen hier ook prioriteiten gesteld worden. Zo is een ramp als de aardbeving/tsunami in Japan belangrijker dan pakweg de Miss USA of Miss World verkiezing, de Oscars of een Apple (i)Keynote.

Bekijk het zelf. Doe de oefening eens voor je zelf. Hoe kan jij je eigen impact op de wereld rondom verminderen?

Kwart van alle landbouwgrond is ernstig uitgeput

“Kwart van alle landbouwgrond is ernstig uitgeput” titelt het Nieuwsblad (volledig artikel) en de Standaard (enkel voor abonnees). Tegen 2050 zouden de landbouwers 70% meer voedsel moeten produceren. Een rapport van de FAO (Food and Agriculture Organization of the United Nations – wiki) is echter niet mals. Kort samengevat is de kans klein dat de boeren dit effectief kunnen verwezenlijken. Hoe komt dit dan? De meeste (goede) landbouwgronden zijn al intensief in gebruik, en die dat nog niet in gebruik zijn, zijn niet voldoende. Er is nood aan duurzame intensivering van de landbouw.

In de jaren 60, tot enkele jaren geleden, steeg de productiviteit van de landbouw sterk, bijna explosief. Dit kwam door nieuwe technieken,(intensief) gebruik van kunstmest en pesticides en een goede veredeling van zaden en pootgoed. Ondertussen is deze stijging stil gevallen. Erger nog, de gronden die we gebruiken geraken uitgeput. Onkruiden en ziektes worden resistent tegen de gebruikte pesticiden, waardoor deze alsmaar straffer moeten worden en de impact op de bodem en het milieu nog groter wordt.

Hoe kan het dat bodems uitgeput geraken? Heel simpel gezegd, door mis(be)handeling… Intensieve grondbewerking, kunstmest en chemicaliën zijn eigenlijk niet zo goed voor de bodem. De grond is de rijkdom van de boer. Niet het juiste merk of kleur van tractor of de grootste machine bepaalt de opbrengst. De opbrengst wordt bepaald door de grond. En daar zit hem net het probleem.
De oplossing is eigenlijk simpel. De boeren moeten hun gronden terug “soigneren”. Stop het gebruik van kunstmest, stop de intensieve grondbewerkingen.

Ik heb op school geleerd over het klei-humus-complex. (Ik ben een gediplomeerde boer…) Het klei-humus-complex bestaat uit lutum (kleihoudende gronden) en humus (volledig omgezette organische stof) (bron)
Als de bodem een goed klei-humus-complex heeft, worden voedingsstoffen en mineralen gebonden aan dit klei-humus-complex en vastgehouden in de bodem zodat ze niet uitspoelen en beschikbaar blijven voor de planten.
Humus is volledig omgezette organische stof, een bruin-zwarte kleverige massa. En daar schuilt een van de problemen. Onze gronden bevatten niet voldoende humus meer. Zeker in de akkerbouw wordt veel kunstmest gebruikt als hoofdbemesting, waardoor het koolstofgehalte (humusgehalte) alsmaar verder afneemt in de bodem. (Meer over koolstofgehalte bij Vilt)

Hoe kunnen we dat koolstofgehalte terug naar boven halen? Door gebruik te maken van stalmest, compost (Meer over compost bij Vlaco). Door gewasresten op het land te laten. Door groenbemesters in te zaaien.
Vooral het gebruik van vaste mest zorgt voor een stijging van de koolstof in de grond. Spijtig genoeg is het gebruik van mest gereglementeerd door de verschillende Mest Actie Plannen (MAP). In mest zitten mineralen (stikstof, fosfor, kalium, sporenelementen etc.) Deze mineralen zijn voeding voor de planten die op het veld groeien, maar kunnen ook uitspoelen en ons water bezoedelen, of er voor zorgen dat planten die we minder graag hebben (invasieve soorten) nog weelderiger gaan groeien.
Met kunstmest weten we precies hoeveel mineralen we toedienen, en kan de gift zeer specifiek gedoseerd worden. Bij stalmest en mengmest zijn deze cijfers iets minder specifiek.
Maar willen we dat onze gronden nog meer opbrengst kunnen voortbrengen, dan zal het gebruik van stalmest en andere vaste natuurlijke mestvormen terug moeten stijgen.
Als simpele plattelandsjongen (nuja, met Brussel in mijn achtertuin…) denk ik dat de vooruitgang moet zijn dat we als basis gebruik maken van vaste mest, en kunstmest enkel gebruiken als bijbemesting wanneer nodig. Ook kan over bepaalde gewassen zoals granen en mais na de opkomst nog een bemesting met compost gebeuren. Het bodemleven zal de boer zeer dankbaar zijn en er voor zorgen dat de compost vermengd geraakt met de bovenste grondlagen.
Drijf- of mengmest kan niet tot vaste mest gerekend worden, maar door dit op te mengen met stro, maisstro of bermmaaisel kan er ook een vaste mest vorm gemaakt worden die voldoende koolstof in de bodem brengt.

Een andere zaak is de juiste mechanische behandeling. Onze gronden worden te veel bewerkt. We cultiveren onze velden na de oogst, nog eens voor de winter, ploegen na de winter, cultiveren terug, frezen of gaan er met de rotoreg over en gaan dan zaaien of planten.
Vereenvoudigde en niet-kerende grondbewerking gaat onze gronden in betere conditie houden. Zo hoeft er voor mais, gras of graan helemaal niet geploegd worden. Bij teelten als mais kunnen we zelfs stroken gaan bewerken in plaats van het gehele veld.
Met een diepwoeler kunnen storende grondlagen zoals de ploegzool gebroken worden, met een direct-zaaimachine kunnen granen of grassen ingezaaid worden zonder de bovenste grondlagen te storen, of resten organisch materiaal onder te werken. Deze resten organisch materiaal zorgen ook voor een stijging van het koolstofgehalte, en voorkomen dat de blote grond wordt blootgesteld aan regens zodat erosie tegen gehouden wordt. Als de grond een goed klei-humus-complex heeft zal de erosie ook opvallend lager zijn.

Een andere mogelijkheid is agro-forestry, waarbij bomen en landbouwgewassen gecombineerd worden. Maar daarover meer in een andere blogpost…

Kort samengevat:

  • Meer gebruik van natuurlijke, vaste mestvormen
  • Vereenvoudigde grondbewerkingen waar kan
  • Meer eerbied voor de grond en de boer (hij zorgt tenslotte voor het eten op je bord, of je nu vleeseter of veggie bent…)