De afgelopen week was het weer de moeite in de media. Iemand had een onderzoek gedaan naar racisme en, als bij wonder, waren de Vlamingen en blanke Brusselaars allemaal racist! Zij VS wij! ‘Jamaar wij zijn geen racisten, kijk maar naar Zuhal en Joël!’ Zuhal werd een wasmiddel, Joël werd door de andere Joël een alibi-neger genoemd. Ondertussen wordt de politie in Borgerhout belaagd en blijkt het de fout te zijn van de Antwerpse burgemeester. Ik ben wel te vinden voor zij versus wij. Maar die “zij” en “wij” moeten duidelijker omschreven worden.
Het is al een tijd aan het broeien. Verschillen worden alsmaar groter, verwijten gaan over en weer, intolerantie stijgt langs alle kanten. Wat we nu voelen is volgens mij niet meer dan een cumulatie van de afgelopen 25 jaar. Anekdotes wegen niet op tegen empirisch onderzoek, gevoelens kunnen niet in centimeter of graden uitgedrukt worden. Maar ze zijn verdomd handig om dingen te duiden.
Ik zou hier een ellenlange lijst van anekdotes kunnen opsommen, beginnende in 1992, toen ik begon op het Sint Pieterscollege in Jette, over mijn jaren in de hogeschool (zowel Sint Niklaas als Sint Jans Molenbeek) tot nu, in ons baantje door het veld in het landelijke Brussegem. Anekdotes die telkens neer komen op “Ik wil het niet gezegd hebben maar ga het toch moeten zeggen…” Anekdotes die steevast gecounterd worden met “Ja maar, ze zijn zo niet allemaal!” of “Maar dat doen blanken ook! Ge moogt ze niet allemaal over dezelfde kam scheren!” Ik volg daar in, in die counters. Het klopt. “Ze” zijn zo niet allemaal. En ook blanken halen smeerlapperij uit. Maar wanneer er in de lijst van anekdotes een lijn kan getrokken worden, dan moet er eens nagedacht worden. Hoe komt dat? Ligt het aan mij? Ik ben de factor die telkens terug komt. Ligt het aan “hun”? Want ook “zij” komen steevast terug in de verhalen. En dan praat je met anderen. En dan blijkt dat ook “zij” telkens terug komen in de anekdotes. En dan denk je opnieuw aan die lijn. Die rode draad.
Als ik terug denk aan al die anekdotes van vroeger, dan valt er mij 1 ding op. Een bepaalde politieke strekking werd zeer ongemakkelijk wanneer dergelijke zaken aangehaald werden. Ik was te jong en impulsief om het verschil tussen een anekdote en een statistiek te snappen, maar ik zag wel hoe er plots gedraaid en gewrongen werd om bepaalde zaken goed te praten of te verdoezelen. Ik snapte dat toen niet, waarom die zaken niet benoemd mochten worden. Waarom ik wel mocht uitgescholden worden voor Vuile Vlaming, maar iets antwoorden racisme was. Dat was de gemakkelijkste weg. Terechte kritiek op hoe zaken liepen de stempel “racisme” geven was het eindargument. “Met jou praat ik niet meer, want gij zijt ne vuile racist!” Einde discussie!
Zoals ik eerder zei, anekdotes zijn niks zonder statistieken. Ik ga mijzelf de moeite besparen om die statistieken nu allemaal op de zoeken, want in deze geladen discussie over het al dan niet geïnstitutionaliseerd racisme van de Vlaming en het al dan niet genetisch bepaalde gedrag van bepaalde bevolkingsgroepen zou al dat werk tot niets dienen tussen het oeverloze gescheld heen en weer.
En we moeten eerlijk zijn. In al die tijd heb ik het wel met alle kleuren in meer of mindere mate aan de stok gehad. Zijn alle mensen van een bepaalde afkomst slecht? Zeker niet. Zijn alle Vlamingen goed? Ook helemaal niet. Maar als er een bepaalde groepering met kop en schouders bovenuit steekt, dan valt het op. En dan moeten we durven die groep benoemen, ongeacht de kleur, afkomst, geslacht of nationaliteit.
De rode draad, die begint bij mijn eerste anekdote en eindigt bij mijn laatste, is telkens weer het negeren van het wezenlijke probleem. De jongens die de klas uitgestuurd werden, kregen een straf, deden deze niet en belandden in een vicieuze cirkel. Straf krijgen was een bewijs van racisme. Want zij hadden niks misdaan. Na een beroving de daders in een metrostation kunnen aanwijzen, en mijn gepikte spullen terug krijgen was een vorm van racisme. Het aanklagen op Facebook van het stelen van mijn bloemen kreeg de stempel “racisme”!
En al die tijd mochten er zaken niet benoemd worden. De opkomst van het Vlaams Blok was een duidelijk signaal, maar een bepaald deel van het politieke spectrum sloot de ogen. Dat er wijken waren in Brussel die in de jaren ’90 al no-go zones waren, werd doodgezwegen. Dat een bepaalde groep jongens voor alsmaar meer problemen zorgden mocht niet gezegd worden. En al die tijd zagen de gewone mensen op straat hoe problemen escaleerden, hoe wijken achteruit gingen en hoe de zaken uit de hand liepen. En je probeert telkens opnieuw te geloven dat het per toeval is dat het net “zo iemand” is. En je denkt aan al die anderen die niet zo zijn. En je probeert je voor de geest te halen hoe je ook al eens boksen kreeg van een blanke. Maar de weegschaal slaat door in een bepaalde richting. En dat is iets dat eindelijk moet kunnen gezegd worden. Een probleem kan je pas oplossen als je hebt benoemd. Er is een probleem met misdaad en geweld. De plegers van die zaken moeten aangepakt worden. En als dan blijkt dat er een bepaalde groep in uitblinkt, dan moet er gekeken worden hoe dat komt. Maar dat mocht niet in het verleden, en nu wordt er nog altijd liefst weg gekeken.
Als winkeliers in Brussel dagelijks moeten vast stellen dat bepaalde groepen voor miserie zorgen, dan is het normaal dat ze deze groepen anders gaan bekijken. Die winkeliers dan de stempel “racist” geven is fout. Er moet eerder gekeken worden waarom ze die groep zo bekijken. Maar de oplossing, die hebben we in de jaren ’80 en ’90 van vorige eeuw laten liggen.
De linkse kramp van het wegkijken en niet benoemen blijft een probleem. Net zoals het al snel gooien met de term “racist”. Problemen aankaarten is geen racisme. Een hele bevolkingsgroep wegzetten als crapuul is racisme. De heethoofden uit die groep willen aanpakken niet.
Laten we voortaan duidelijk zijn. Zij, dat zijn zij die problemen veroorzaken. Of het nu blanken zijn, Belgische jongens en meisjes met allochtone roots of mensen met een vreemde nationaliteit. Wij, dat zijn wij, degenen die zich wel gedragen, die zich zo goed mogelijk aan de regels houden, die zich storen aan het wangedrag van anderen. Wij, ongeacht kleur, geslacht, leeftijd of afkomst.
Hier ben ik het mee eens.
Met wel een kanttekening.
Sommige van deze mensen wilden met schone lei beginnen, maar omdat ze ook over die ene kant van de kam geschoren werden (vinden geen werk, worden vies bekeken), zijn ze zich er naar gaan gedragen.
Waarom wordt er niet in dialoog gegaan? Elkaar leren kennen en begrijpen. Dat begint vanaf kleuterschool. Samen komen, zodat we ineenvlechten