Een nieuwe uitdaging.

Zo wordt het altijd gezegd he… Iemand die van job verandert heeft een nieuwe uitdaging gevonden. Donderdag begint mijn nieuwe uitdaging.

Inderdaad, na ongeveer 2 jaar als vertegenwoordiger van John Deere alle hoekjes van het Vlaamse land gezien te hebben, talloze demo’s gedaan te hebben, op grote en kleine beurzen gestaan  te hebben, komt er een einde aan dit verhaal.
En zoals het ene verhaal stopt, begint het andere.Zij die mij kennen weten dat (landbouw)-mechanisatie zo ongeveer mijn leven beheerst. En per toeval ben ik ook nog eens graag bezig met fotografie en schrijven. Dat komt goed uit, want ik ga het in mijn nieuwe job hard nodig hebben… Ik word namelijk de nieuwe hoofdredacteur van onder andere De Loonwerker.

Inderdaad! Wat een uitdaging!! Het redactie-team aansturen, zorgen dat de deadlines gerespecteerd worden, de artikels klaar zetten om in het magazine te verschijnen, zelf ook het nodige aanleveren qua artikels en foto’s. Kortom, alles doen om er voor te zorgen dat de abonnees hun geliefde landbouwtijdschrift  op tijd in hun bus krijgen.

deere_logo_fpoDe voorbije twee jaar heb ik graag voor Fagadis/John Deere gewerkt, hard gewerkt ook. Dealers soigneren, klanten verder helpen, machines presenteren, demonstreren en verkopen. Groen en geel, ol’ green’n’yeller blijven mijn kleuren, al zal ik natuurlijk de nodige objectiviteit moeten aan de dag leggen. Ik werkte samen met toffe collega’s, had aangename mensen in mijn dealernetwerk. Natuurlijk was niet alles rozengeur en maneschijn, maar de goeie dagen overtroffen zeker en vast de slechte momenten. Ik heb in die 2 jaar opnieuw veel bijgeleerd, en ben daar bijvoorbeeld mijn baas zeer dankbaar voor. Ik ken de man al een tiental jaar, en mijn respect voor hem is alleen maar gegroeid. Ik heb ook veel van mijn collega’s geleerd, over praktische zaken, over omgaan met klanten, over omgaan met mensen onder elkaar. Elk met zijn individuele eigenaardigheden heeft bijgedragen tot wie ik nu ben. Mensen doen mensen groeien.

Maar dan krijg je een aanbod… Eentje waar je eerst denkt dat het te goed is om waar te zijn. Maanden verstrijken en uiteindelijk wordt een knoop doorgehakt. Hoofdredacteur worden van een blad waar ik als kleine ket elke maand opnieuw naar uitkeek. Een blad waarvan er een stapel onder mijn bed van lag, naast de Humo’s.  Een blad waar ik op jonge leeftijd quasi al mijn kennis van machinerie uit haalde. Dat blad, dat mag ik nu gaan maken. Samen met een even gepassioneerde groep mensen.

Zou ik mijn John Deere petje opzetten op de eerste redactievergadering? 😉

Old Green and Yeller

logo_JohnDeereIets meer dan een jaar geleden schreef ik een blogpostje over hoe beloftes gebroken werden en ik plots zonder werk zat. Nuja, plots… het zat er wel aan te komen, en gelukkig had ik al goeie contacten bij een andere firma die ik al jaren kende.

1 februari startte ik als verkoopsinspecteur bij Fagadis, verantwoordelijke voor het dealernetwerk in Vlaanderen van John Deere grasmaaiers.
Ondertussen ben ik meer dan een jaar aan de slag bij Fagadis, en heb ik er mijn eerste volledig seizoen opzitten.
Een aantal jaren geleden begon ik als verkoper van grasmaaiers bij een lokale dealer, en van toen al was het duidelijk dat groen-geel mijn kleuren waren. Nu ben ik fier dat ik bij de invoerder van John Deere kan werken, en samen met mijn collega’s de kleuren verdedigen op een woelige markt met zware concurrentie.
En ondertussen besef ik wat ik de afgelopen jaren gemist heb. Collega’s om op terug te vallen, een baas die weet waar hij mee bezig is, een back-office die snel mee mijn zaken afhandelt en die zorgt voor de back-up die ik nodig heb.

Ik mag echt wel zeggen dat ik gelukkig ben met mijn werk bij Fagadis/John Deere, gelukkig met de dealers en collega’s waarmee ik kan samenwerken en elke ochtend blij ben dat ik kan opstaan om te gaan werken. Elke dag is anders, maar alles draait om 1 van mijn passies, op een goeie manier een gazon onderhouden.

Een stadsboerderij in Brussel!!

Saraswati Matthieu, een Groen politiek beest twitterde vroeger vandaag volgende tweet:

@msaraswati: Stadsboerderij op dak slachthuizen brusselnieuws.be/artikel/stadsb… soms is BXL de coolste stad ever #groenwerkt#fb

Hoe cool is dat? Een stadsboerderij in Brussel. Boven op het dak van de nog te bouwen voedingshal aan het slachthuis van Anderlecht, den Abbatoir zoals we plegen te zeggen. 30 are oppervlakte om groentjes te kweken, die lokaal kunnen afgezet worden. En de keuze gaan ook naar lokale groenten, zoals spruitjes (Brussels sprouts) of witloof (endives de Bruxelles). Deze worden verder aangevuld met asperges, verschillende soorten sla, worteltjes, champignons, prei etc.
Strikt praktisch heb ik enkele vraagtekens, zoals bvb de teelt van witloof is een 2jarige teelt, die zeer diverse omstandigheden nodig heeft om zowel wortels te telen als de kroppen te forceren.
Ook heeft bvb de teelt van asperges een totaal andere grond nodig dan champignons. Maar de specialisten ter zake zullen hier wel het nodige voor doen.

Ergens ben ik stiekem jaloers… Ik speel al heel lang met die idee, maar praktische uitwerking is moeilijk…. Het is een experiment waar het nodige budget moet voor uitgetrokken worden.

Maar ik ben wel blij. Zeer blij.
Een dergelijk project heeft invloed op verschillende vlakken. Den Abbatoir ligt vlakbij of in Kuregem, de “ambetantste” wijk van Brussel. Hoge werkloosheid, veel laaggeschoolden, armoede, criminaliteit. En als gevolg daarvan verloedering, slechte eetgewoontes of toegang tot (vers) voedsel, achteruitgang.
Een project als dit kan een uitkomst bieden voor de vele jongeren die op straat rond hangen.
Okay, op 30 are kan je geen 100 man te werk stellen, maar er gaat wel volk nodig zijn. Volk om in “de tuin” te werken, zaaien, wieden, onderhouden en oogsten. Volk om de bijhorende winkel te bemannen en de verse producten aan te prijzen.
Hopelijk zorgen deze mensen voor een sociale opwaardering door contacten met de klanten, door een positief gevoel over hun job, door dit uit te dragen.
De gekweekte groenten worden lokaal aan de man gebracht, de negatieve impact op het lokale leefmilieu is dus quasi nihil. Geen vrachtwagens die groenten over grote afstand aanvoeren. Geen luchtvervuiling, lawaai en gevaarlijke situaties.
De boerderij zelf heeft een aantal positieve invloeden op de omgeving, al zijn het kleine, maar vele kleintjes maken 1 groot. Zo vormt de tuin een regenwaterbuffer. Al het regenwater dat niet in het riool terecht komt zorgt voor minder belasting op de waterzuiveringsinstallaties. De planten zorgen voor een zekere vorm van luchtzuivering, al is dit maar miniem. Maar zoals ik al zei, alle beetjes helpen.

De stadsboerderij past in een groter geheel dat Kuregem en de buurt rond het slachthuis moet opwaarderen. Ik hoop dat er op meerdere plekken in Brussel dergelijke projecten worden opgestart. Maar over die hoop later meer, als ik mijn Masterplan Brussel uit de doeken doe 🙂

Het project kan rekenen op geld van het Gewest en de Europese Fondsen voor Regionale Ontwikkeling (Efro). Het project past in het masterplan voor de ontwikkeling van de site van de slachthuizen, goed voor een investering van 21 miljoen euro.
Een duurzame evolutie kan van Brussel terug een leefbare, aangename stad maken. Een evolutie die verder gaat dan economisch of bouwkundig, een evolutie die open staat voor het leven, sociale vooruitgang, een leefbare omgeving, waar mensen zich effectief goed voelen.

Zonder is gezonder

Pesticiden, je weet wel, die vuiligheid die de boer spuit om zijn gewassen te besproeien en de buurt te vergiftigen. Het is me iets, die pesticiden…
Gisteren moest ik eens hard in mezelf lachen. Er stond een klein artikeltje in de krant, getiteld “Gebruik van pesticiden vanaf 2015 enkel nog na kennistest “ (Lees het artikel hier).

Vanaf 2015 kunnen professionele gebruikers enkel nog producten gebruiken nadat ze de nodige test(s) hebben afgelegd, afhankelijk van het gebruikte product. De FOD Volksgezondheid hoopt zo 60.000 mensen te bereiken. En op die manier ook het sproeimiddelen-gebruik terug te dringen.
Er zijn al de redelijk strenge regels van uit Europa, waardoor in België kleine fruitteelten zoals framboos al geen sproeimiddelen meer mogen gebruiken, nu gaat onze FOD Volksgezondheid er nog een schepje boven op doen. Ook in de bloemisterij is het zoeken naar een product dat 1) nog mag gebruikt worden, 2) effectief ook werkt zoals het hoort.

Ik zie een toekomst voor loonspuiters. Zoals het vroeger gebeurde… Mensen die alle nodige licenties en bewijzen hebben en in loondienst van anderen gaan spuiten. Pro/con? Ik weet het niet goed. Iedereen mag zijn brood verdienen, en om eerlijk te zijn, liefst van al zag ik het gebeuren dat er helemaal geen sproeimiddelen nodig waren, er geen plantenziektes bestonden.

Ik vrees ook dat dit voor vele oudere tuinders en boeren de druppel gaat zijn. Dat ze het voor bekeken houden, want op hun 55 of 60 nog een “examen” gaan doen voor “die van Brussel”, dat gaan ze niet zien zitten. Nee, een boer is baas op zijn eigen erf, en ook al weten we dat dat niet zo is in werkelijkheid, hij wil dat gevoel wel bewaren. Ma bon, dat is natuurlijk koffiedik kijken.

Wat met in dit artikeltje wel zwaar tegen de borst stoot, is het feit dat die 60.000 mensen die de FOD Volksgezondheid hoopt te bereiken, een beetje met de vinger gewezen wordt. Niet open en bloot, maar het is toch weer de boer die moet opdraaien voor sproeimiddelen-gebruik. Terwijl je moet weten dat de boer sproeimiddelen gebruikt om zijn inkomen veilig te stellen, te voorkomen dat ziektes en plagen de bovenhand nemen. Diezelfde boer staat ook in en garant voor de voedselveiligheid (samen met andere diensten natuurlijk). Er zijn strikte regels over het aanleveren van groenten en fruit, er worden controles gedaan, maar vooral, als de boer overdrijft met sproeien, dan brengt hij zichzelf in een benarde situatie. Want als hij teveel onkruidbestrijder gebruikt, dan loopt het gewas op het veld ook groeiachterstand en schade op. Of als de boer niet oplet en een foute uitvloeier gebruikt, dan verbranden de bladeren van de plant, en moet er niet geoogst worden op het einde van de groei.

Een boer en tuinder let op met sproeimiddelen gebruik. Want elke centiliter product teveel is x aantal euro’s weggegooid, euro’s die op het einde van de rekening mss wel het verschil maken tussen + of -. Ze letten op met sproeimiddelen want zij zijn de eersten die er mee te maken krijgen als er vergiftiging plaatsvind. Zij zitten of staan op soms minder dan een meter van de sproeikop die het gif in het rond spuit. Zij worden ook ziek als er foute producten worden gebruikt.
Voor de land- en tuinbouwers is een goeie bewustmakingscampagne van belang. Zodat ze de juiste PBMs (Persoonlijke BeschermingsMiddelen) gebruiken, zodat ze hun traktor met koolstoffilter gebruiken om te sproeien in plaats van diene ouwe tsjoeker zonder cabine. Ikzelf ben ooit zwaar vergiftigd geweest doordat ik geen handschoenen gebruikte, en bij elke sproeibeurt ik via modder op mijn handen gif langs mijn huid binnen kreeg. Had ik toen in “Het Landbouwleven” of “Boer & Tuinder” gelezen over PBMs en opletten, dan had ik ook wel rubberen handschoenen aan gedaan.

Volgens mij zit het grote probleem qua sproeistoffen-gebruik bij de particulieren. Boeren en tuinders hebben al regels, en er komen er nog bij. Gemeentebesturen mogen nog tot 2014 herbicides gebruiken, en vanaf dan mag er enkel nog op alternatieve wijze aan onkruidbestrijding gedaan worden. Maar Jan met de pet kan de eerste de beste tuinzaak binnen lopen, een of meerdere flessen uit het rek nemen, afrekenen en zijn tuin/buurt gaan vergiftigen.
Toen ik nog thuis woonde, woonde er een koppel naast ons, redelijk kleinburgerlijk en bekrompen. Meneer was de eerste om pissig te doen als een van de boeren die land hadden in onze buurt passeerde met zijn sproeier. Ik heb hem zelfs eens woedend het veld zien instormen om een boer van zijn tractor te sleuren want die boer had zijn dochter vergiftigd met zijn smeerlapperij. Mevrouw stond er bij te knikken en ja te mompelen, en vuiligheid, en t is allemaal iets, en t zijn allemaal de boeren die de wereld om zeep helpen meneer!
Diezelfde buur was ook de man die quasi wekelijks zijn kort geschoren gazon behandelde tegen “vuil gras” en onkruid. En die met de gevleugelde woorden “een klutske meer kan gene kwaad” Roundup mengde met water om heel zijn oprit te besproeien. Niet alleen de plekjes onkruid, maar de hele oprit. En het onkruid dat toch nog durfde wat groen te laten zien, kreeg een kluts kokend water met zout over zich.
Dergelijke mensen vergiftigen ons leefmilieu. Dergelijke mensen kennen we allemaal wel, als het geen nonkel of buur is, is met misschien je eigen pa of grootvader, of herken je jezelf hierin.
Nog belangrijker dan een opleiding en test voor professionele gebruikers, is het onmogelijk maken voor particulieren om pesticiden te gebruiken. Dat zou al een heel grote stap zijn richting een gezonder leefmilieu.

Dat Groen daar maar eens een punt van maakt…

Geen hout verbranden bij smog.

Door werktuigendagen (originally posted to Flickr as 1DM38459) [CC-BY-SA-2.0 (http://creativecommons.org/licenses/by-sa/2.0)], via Wikimedia CommonsOns aller minister Joke Schauvliege heeft nog eens iets gelanceerd… Na de 100dB-limiet, de versoepeling van de vossenjacht, Matthias “Schoenmakers” Schoenaerts, vragen aan Isolde Lasoen of ze soms ook wel eens naar een DAAN-optreden gaat, het op de helling zetten van cultuur-subsidies, heeft ze het deze keer in haar hoofd gehaald om het verbranden van biomassa bij smog te verbieden. Hoe heb ik dit over het hoofd gezien?

Ik herhaal nog even…

In Vlarem zal een stookverbod voor vaste brandstoffen tijdens officiële smogepisodes opgenomen worden, en er komt een verbod op de verbranding van biomassa-afval in tuinen en natuurgebieden.

Dit is wat er staat in het Luchtkwaliteitsplan. Dit plan is zonder al te veel lawaai (Hebt ge hem? Minder dan dB. Hebt ge hem?) goedgekeurd op 30 maart van dit jaar. Behalve het stookverbod van vaste brandstoffen zijn er ook regels voor wegverkeer ( afremmen van verdieseling, vrachtverkeer belasten met kilometerheffing, algemeen verbteren), watertransport, industrie, landbouw en verwarming.
Ik heb een mening over ongeveer elk aangehaald punt, maar vandaag beperk ik mij even tot het biomassa-verhaal…

Een stookverbod voor vaste brandstoffen tijdens officiële smogepisodes is ronduit dom.
Laat ons eerst en vooral eens kijken naar het aantal dagen dat er smog-alarm is? In 2011 waren dat er 2 (31 januari, 1 februari, alarm liep af op 2 februari om 6u), in 2010 3 dagen (8-9-10 februari), in 2009 2 (9 en 10 januari).

Gedurende 2 à 3 dagen zouden er dus geen vaste brandstoffen mogen verbrand worden. De impact van deze maatregel is dus quasi 0. Daar tegen over staat wel dat installaties, van klein tot groot, moeten stilgelegd worden, en terug opgestart. Kleine installaties kunnen nog vrij gemakkelijk op en af gezet worden, voor grote installaties is dit iets anders. De installaties moeten op hun gemak op temperatuur gebracht worden, en dit kan, afhankelijk van de installatie enkele uren tot enkele dagen duren (Universiteit Luik, 10MW biomassa-ketel op houtpellets moet bijna 24u opwarmen voor het vermogen mag opgedreven worden). Gedurende de opwarming vindt er slechte verbranding plaats, wat de luchtkwaliteit zeker niet ten goede komt.

Een andere zaak is dat deze ketels draaien op momenten dat het echt nodig is. Bij tuinders omdat anders de planten kapot vriezen, in fabrieken omdat anders de arbeiders kou lijden, in scholen en hospitalen waar kinderen, ouden van dagen, zieken en gewonden waar, voor het goed van deze mensen, zekere temperaturen moeten aangehouden worden. Deze installaties stil leggen op zo’n momenten houdt in dat de warmte op een andere manier moet voorzien worden. Door stookolie te verbranden? Dan zitten we een beetje in een rock & hard place situatie he Joke?

Joke zegt aan het Nieuwsblad “We hebben er alle belang bij om op de kar van de groene economie te springen”. In het artikel heeft ze het onder andere over een evolutie naar verminderd gebruik van fossiele brandstoffen. Zoals daar zijn aardolie en aardgas.
In het Luchtkwaliteitsplan spreekt Minister Schauvliege dan weer over “de overschakeling naar aardgas als brandstof” die moet worden voortgezet. Hoe consequent kan je zijn?

Welke mensen hebben aan dit plan gewerkt? Is er gesproken met mensen uit de sectoren? Zijn er effectief specialisten mee bezig geweest?
Mijn gedacht: mensen die niets kennen van deze zaken, neen en neen.
Een zinnigere invulling van dit plan op gebied van biomassa waren volgende zaken geweest:

  • kwaliteitsnormen voor biomassa (rekening houdend met Ladder van Lansink, historie van het hout, richtlijnen rond recyclage)
  • luchtkwaliteitsnormen volgens gradaties in vermogen van de installaties (verplichte filterinstallaties afhankelijk van brandstof, vermogen)
  • strenge controles

Door deze 3 simpele punten door te voeren zou er niet enkel effect zijn op de smog-alarm-dagen, maar ook tijdens de rest van het jaar. En niet alleen qua uitstoot zou er effect zijn. Door kwaliteitsnormen in te voeren zouden de cowboys geweerd worden uit de biomassa-markt. Op dit ogenblik is biomassa redelijk lucratief, en denkt iedereen die wat afvalhout heeft liggen dat ze goud in hun handen hebben. Mensen met geld starten snel een firmaatje als biomassa-verhandelaar om zo mee op de kar te springen in de hoop big bucks te verdienen, maar handelen vooral in lucht en rommel. Met kwaliteitsnormen zou er een zelfregulerend systeem ontstaan van vraag en aanbod rond waardevolle biomassa.
De luchtkwaliteitsnormen zouden een garantie bieden dat de installaties effectief groen en veilig zijn. Door deze normen zouden we zeker zijn dat biomassa-centrales niet toedragen tot de smog en luchtvervuiling.
Strenge controles op installaties groot en klein, zouden weer wat groene jobs creëren.

Geachte Minister Schauvliege, Beste Joke, volgende keer mag je mij gerust eens bellen als je bezig bent rond biomassa. Misschien kan ik je helpen bij het voorkomen van stommiteiten zoals deze in het Luchtkwaliteitsplan….

 

By the way, in verband met het verbranden van biomassa (groenafval, houtresten) in open ruimtes zoals tuin, groenzone of natuurgebied, hier ben ik wel 100% voor te vinden. Deze vuurtjes brengen luchtvervuiling mee door slechte verbranding, en zorgen voor verlies van waardevolle energie.

2012 start slecht…

De start van 2012 was niet schitterend. Gisteren de bank-kater, deze voormiddag telefoon dat ik niet meer naar het werk moest komen.
Halverwege december werd het duidelijk dat de situatie op het werk niet echt meer houdbaar was. Het commerciële luik van mijn job-omschrijving kon ik niet waarmaken, en de kost die ik zelf meebracht was te hoog.

Dus, beetje overlegd tussen ons (mijn bazin en ikzelf) en tot het besluit gekomen dat ik vanaf 1 januari nog een maand op interim zou werken voor Ecologistics. Eind december maakten we dus een einde aan mijn contract van onbepaalde duur met wederzijds overleg.

Met het idee dat ik nog een maand op interim kon werken was ik gerustgesteld, en kon ik beginnen uitkijken naar ander werk.

Deze voormiddag telefoon gekregen dat er toch geen interim-contract wordt opgestart, dat ik misschien beter bij andere interimkantoren ga kijken.
En doordat er een einde is gemaakt aan mijn contract van onbepaalde duur met wederzijdse toestemming, ben ik ook niet stempelgerechtigd.

Ik denk dat het vanaf nu alleen nog beter kan worden….

800.000 ton voedsel verloren

En dat is niet een beetje! Naar mijn bescheiden mening is het zelfs meer dan 800.000ton…
Maar we moeten deze cijfers toch met een korreltje zout nemen. Of liever, in het juiste licht stellen. Die 800.000 ton is verdeeld over akkerbouw (vooral aardappelteelt), veehouderij en visvangst. En laat ik nu net over dat laatste niks weten. Dus, dat gedeelte negeren we even. (Als er hier iemand dit komt lezen en mij meer kan vertellen over visvangst, doe gerust)

Van veehouderij ken ik ook niet veel, maar er wordt gesproken over sterfte, en dan kan ik maar 1 ding zeggen. De dieren in de veehouderij zijn levende wezens, en levende wezens kunnen ziek worden en sterven. Indien hier vreemde cijfers opduiken (boeren waar opvallend veel sterfte is bvb) dan moet daar zeker iets aan gedaan worden. Maar dan spreken we over elke zaak apart.

Over de akkerbouw kan ik meer vertellen. Eerst en vooral misschien de aardappelteelt. Het is inderdaad zo dat de kleine patatjes op het veld achter blijven. Hoe dit komt? Wel, dat is zeer simpel. Ik leg effe kort uit hoe een aardappelrooier werkt…


(Bron: AVR)

Op de tekening hierboven zie je de verschillende transportbanden langs waar de aardappels doorheen de machine gaan. Transportband (1) is de graafmat, die de ruggen aardappels met grond en al in de machine brengt. (2),(3) en (4) zijn de rooimatten. Deze hebben een “steek”, een opening tussen de spijlen om losse aarde van tussen de gerooide aardappels te kunnen laten vallen. Rooimat (2) is tevens uitgerust met kloppers, die de mat op en neer laten deinen zodat de aarde nog gemakkelijker er van tussen valt. Aardappeltjes die kleiner zijn dan de “steek”, vallen hier natuurlijk mee tussen de spijlen. De “steek” gaat van 36 tot 43mm, dus we spreken echt over zeer kleine patatjes.
band (5) is de egelband, een band met rubberen uitsteeksels die resterend loof en onkruid verwijdert.
Via de ringelevator (8) komen de aardappels op de leesband (10) terecht. In goeie omstandigheden gebeurd er helemaal niets op de leesband, in slechte omstandigheden (modder, veel kluiten, rotte aardappels) staan hier enkele mensen langs die handmatig stenen, kluiten of rotte en beschadigde aardappels uitrapen.
Combinatie (11), (12) en (13) kan de leesband (10) vervangen. In deze combinatie zit er een rollenset (11) die ondermaatse aardappeltjes, steentjes en kluitjes aarde verwijderd.

Dit is de doorsnede van een moderne aardappelrooier, en deze manier van werken is door te trekken over de verschillende merken en types. Zoals je kan zien heeft de mechanisatie er voor gezorgd dat er een automatische triering gebeurd, en ondermaatse patatjes op het veld blijven.
Bij mijn grootouders worden de aardappels nog met de hand geraapt. (andere posts hierover) Vroeger, toen mijn grootouders nog hun eigen varken hielden, werd elk patatje opgeraapt. Want, die kleintjes, dat was goed voor aan het varken te geven. Zo is het inderdaad. Die kleine patatjes die op het veld achter blijven, zijn niet meer dan varkensvoer.

Maar, en nu komt het grote probleem, willen we ook die patatjes recupereren, dan moet al de aarde die de machine opgeschept, ook afgevoerd worden… Ofwel vallen de kleine patatjes mee met de losse aarde, ofwel gaat de aarde mee naar de fabriek/opslagplaats. En dit is economisch niet te verantwoorden.

Dus ja, er blijven patatjes op het veld. Patatjes die niet bruikbaar zijn als voedsel rechtstreeks. Willen we dat verlies beperken, dan zit er maar 1 ding op. Elk najaar opnieuw aardappels rooien met de hand, en op handen en knieën alles oprapen wat je tegen komt.
Zijn er vrijwilligers?

Behalve bij de aardappels zijn er nog andere akkerbouw en groenteteelten waar veel verlies is. Zo worden per spruitenstruik enkel de goed gecalibreerde spruiten geoogst. Te dikke/dunne spruitjes blijven op het veld. De extra bewerkingen om ook die spruitjes te oogsten weegt niet op tegen de extra winst die kan gemaakt worden. Erger nog, moesten die extra bewerkingen wel gebeuren, dan moet de prijs van de spruitjes enorm stijgen, of de boer draait verlies.
Ook andere koolgewassen kennen verlies omdat er te dikke/dunne exemplaren tussen zitten.
Raapjes kunnen geoogst worden tot het vriest. Dus kan het goed gebeuren dat een half veld verloren gaat door vorst. Daar kunnen we nu eenmaal weinig aan doen.

De verliezen die er nu zijn in bvb de aardappelteelt zijn verliezen die overblijven na volledig uitgewerkte mechanisatie, waar sterk gelet is om verliezen te beperken.
Om andere verliezen op te vangen moeten er nieuwe technieken en technologieën ontwikkeld worden. Ingenieurs en boeren werken hier samen aan.

 

Hierbij nog een klein filmpje van een AVR aardappelrooier:

Kwart van alle landbouwgrond is ernstig uitgeput

“Kwart van alle landbouwgrond is ernstig uitgeput” titelt het Nieuwsblad (volledig artikel) en de Standaard (enkel voor abonnees). Tegen 2050 zouden de landbouwers 70% meer voedsel moeten produceren. Een rapport van de FAO (Food and Agriculture Organization of the United Nations – wiki) is echter niet mals. Kort samengevat is de kans klein dat de boeren dit effectief kunnen verwezenlijken. Hoe komt dit dan? De meeste (goede) landbouwgronden zijn al intensief in gebruik, en die dat nog niet in gebruik zijn, zijn niet voldoende. Er is nood aan duurzame intensivering van de landbouw.

In de jaren 60, tot enkele jaren geleden, steeg de productiviteit van de landbouw sterk, bijna explosief. Dit kwam door nieuwe technieken,(intensief) gebruik van kunstmest en pesticides en een goede veredeling van zaden en pootgoed. Ondertussen is deze stijging stil gevallen. Erger nog, de gronden die we gebruiken geraken uitgeput. Onkruiden en ziektes worden resistent tegen de gebruikte pesticiden, waardoor deze alsmaar straffer moeten worden en de impact op de bodem en het milieu nog groter wordt.

Hoe kan het dat bodems uitgeput geraken? Heel simpel gezegd, door mis(be)handeling… Intensieve grondbewerking, kunstmest en chemicaliën zijn eigenlijk niet zo goed voor de bodem. De grond is de rijkdom van de boer. Niet het juiste merk of kleur van tractor of de grootste machine bepaalt de opbrengst. De opbrengst wordt bepaald door de grond. En daar zit hem net het probleem.
De oplossing is eigenlijk simpel. De boeren moeten hun gronden terug “soigneren”. Stop het gebruik van kunstmest, stop de intensieve grondbewerkingen.

Ik heb op school geleerd over het klei-humus-complex. (Ik ben een gediplomeerde boer…) Het klei-humus-complex bestaat uit lutum (kleihoudende gronden) en humus (volledig omgezette organische stof) (bron)
Als de bodem een goed klei-humus-complex heeft, worden voedingsstoffen en mineralen gebonden aan dit klei-humus-complex en vastgehouden in de bodem zodat ze niet uitspoelen en beschikbaar blijven voor de planten.
Humus is volledig omgezette organische stof, een bruin-zwarte kleverige massa. En daar schuilt een van de problemen. Onze gronden bevatten niet voldoende humus meer. Zeker in de akkerbouw wordt veel kunstmest gebruikt als hoofdbemesting, waardoor het koolstofgehalte (humusgehalte) alsmaar verder afneemt in de bodem. (Meer over koolstofgehalte bij Vilt)

Hoe kunnen we dat koolstofgehalte terug naar boven halen? Door gebruik te maken van stalmest, compost (Meer over compost bij Vlaco). Door gewasresten op het land te laten. Door groenbemesters in te zaaien.
Vooral het gebruik van vaste mest zorgt voor een stijging van de koolstof in de grond. Spijtig genoeg is het gebruik van mest gereglementeerd door de verschillende Mest Actie Plannen (MAP). In mest zitten mineralen (stikstof, fosfor, kalium, sporenelementen etc.) Deze mineralen zijn voeding voor de planten die op het veld groeien, maar kunnen ook uitspoelen en ons water bezoedelen, of er voor zorgen dat planten die we minder graag hebben (invasieve soorten) nog weelderiger gaan groeien.
Met kunstmest weten we precies hoeveel mineralen we toedienen, en kan de gift zeer specifiek gedoseerd worden. Bij stalmest en mengmest zijn deze cijfers iets minder specifiek.
Maar willen we dat onze gronden nog meer opbrengst kunnen voortbrengen, dan zal het gebruik van stalmest en andere vaste natuurlijke mestvormen terug moeten stijgen.
Als simpele plattelandsjongen (nuja, met Brussel in mijn achtertuin…) denk ik dat de vooruitgang moet zijn dat we als basis gebruik maken van vaste mest, en kunstmest enkel gebruiken als bijbemesting wanneer nodig. Ook kan over bepaalde gewassen zoals granen en mais na de opkomst nog een bemesting met compost gebeuren. Het bodemleven zal de boer zeer dankbaar zijn en er voor zorgen dat de compost vermengd geraakt met de bovenste grondlagen.
Drijf- of mengmest kan niet tot vaste mest gerekend worden, maar door dit op te mengen met stro, maisstro of bermmaaisel kan er ook een vaste mest vorm gemaakt worden die voldoende koolstof in de bodem brengt.

Een andere zaak is de juiste mechanische behandeling. Onze gronden worden te veel bewerkt. We cultiveren onze velden na de oogst, nog eens voor de winter, ploegen na de winter, cultiveren terug, frezen of gaan er met de rotoreg over en gaan dan zaaien of planten.
Vereenvoudigde en niet-kerende grondbewerking gaat onze gronden in betere conditie houden. Zo hoeft er voor mais, gras of graan helemaal niet geploegd worden. Bij teelten als mais kunnen we zelfs stroken gaan bewerken in plaats van het gehele veld.
Met een diepwoeler kunnen storende grondlagen zoals de ploegzool gebroken worden, met een direct-zaaimachine kunnen granen of grassen ingezaaid worden zonder de bovenste grondlagen te storen, of resten organisch materiaal onder te werken. Deze resten organisch materiaal zorgen ook voor een stijging van het koolstofgehalte, en voorkomen dat de blote grond wordt blootgesteld aan regens zodat erosie tegen gehouden wordt. Als de grond een goed klei-humus-complex heeft zal de erosie ook opvallend lager zijn.

Een andere mogelijkheid is agro-forestry, waarbij bomen en landbouwgewassen gecombineerd worden. Maar daarover meer in een andere blogpost…

Kort samengevat:

  • Meer gebruik van natuurlijke, vaste mestvormen
  • Vereenvoudigde grondbewerkingen waar kan
  • Meer eerbied voor de grond en de boer (hij zorgt tenslotte voor het eten op je bord, of je nu vleeseter of veggie bent…)

Biomassa, de grote uitdagingen

Biomassa is volgens mij de toekomst als het neerkomt op stabiele, continue, ecologisch verantwoorde energievoorziening. Zowel de vaste biomassavormen zoals hout of gras/rietsoorten als vloeibaardere vormen voor biogasproductie hebben echter dezelfde uitdagingen die misschien een hypotheek leggen op de toekomst van groene stroomvoorziening.

Het grootste struikelblok zijn de “Energy policies” van de verschillende landen onderling en de EU-laag daar bovenop. We hebben de afgelopen tijd gemerkt hoe plots beslissingen kunnen genomen worden, en andere beslissingen teniet gemaakt worden. De verlaging van de groene-stroom-certificaten is maar een voorbeeldje.
Naar mijn gevoel wordt er op gebied van energie op (zeer) korte termijn gedacht, en dit staat plannen in de toekomst in de weg. Garanties en langetermijnvisie zijn nodig.
Ondersteuning van regionale en nationale overheid is nodig. Maar ook Europa speelt hierin een rol. De verschillen tussen de landen onderling is veel te groot, waardoor sommige landen voorlopen, en andere achterop hinken.

Door het gebrek aan deftig uitgewerkte “Energy policies” en het ontbreken van langetermijnvisie verliezen veel investeerders hun interesse in middelgrote en grote projecten. Dit zowel op gebied van effectieve energieprojecten als projecten in de toeleveringssector (in dit geval dus de productie van biomassa of stromen voor biogas). We mogen niet rekenen op wat de staat ons bij projecten eventueel kan toestoppen qua subsidies, maar we moeten er van uit gaan dat door juiste regelgeving en “de markt” dergelijke projecten effectief investeerders aantrekt, en voor die investeerders een return on investment geeft.

Een 3de uitdaging is de logistieke keten. Deze keten draait, maar omwille van de instabiliteit van de markten (zowel energiemarkt als biomassa-gerelateerde markten) draait deze wel eens vierkant. Dit klinkt erger dan het is, maar dikwijls zien we biomassa getransporteerd worden van de ene kant van het land naar de andere kant, terwijl er in dezelfde provincie afzetmogelijkheid is. Er is nood aan marktstabilisatie, stabilisatie die er voor gaat zorgen dat er meer gekeken wordt naar lokale afzetmogelijkheden en het beperken van transportkilometers.

Niet onbelangrijk is ook de “consumer confidence”. We zijn het gewoon van de verwarming een graadje hoger te zetten en effectief te voelen hoe de temperatuur stijgt. We zijn ook gewoon dat die verwarmingsketel gewoon in de kelder of garage staat. Warmtenetten met gecentraliseerde ketel zijn in onze contreien een echte nieuwigheid, maar worden al op grote schaal toegepast in Scandinavische landen. De vragen die hieromtrent zijn, komen uit een onwetendheid van de gebruiker. Door correcte communicatie kunnen veel van deze vragen de wereld uit geholpen worden en ontstaat er een nieuwe groeimarkt voor nuttige toepassing van biomassa.

Natuurlijk zijn er van uit de biomassawereld ook uitdagingen die moeten overwonnen worden. “Secure supply” is er zo eentje van. Het goed draaien van een centrale, groot of klein, hangt af van de gewaarborgde levering van biomassa, een gewaarborgde kwaliteit van biomassa en de continuïteit in de leveringen. Door de wisselende seizoenen is het niet altijd eenvoudig om aan specifieke brandstofdefinities te voldoen, maar het is duidelijk dat er moet gestreefd worden naar die continuïteit. Voor investeerders is de twijfel of er over x jaar nog wel genoeg brandstof is een groot struikelblok. Door brandstofdefinities te gaan diversifiëren kunnen ook andere reststromen aangesproken worden, waardoor dergelijke waarborgen effectief kunnen gegeven worden en de markt stabieler gaat worden.

We staan voor een aantal (grote) uitdagingen, maar de toekomst is positief voor biomassa. Laat er ons op alle niveaus voor zorgen dat we die uitdagingen snel de baas kunnen….

De Hoorn van Afrika

Er is honger in de Hoorn van Afrika. Heb je de afgelopen weken in een grot in de Ardennen doorgebracht, dan is dit breaking news. De rest onder ons heeft de schrijnende beelden in het nieuws gezien, de krantenartikels gelezen, de tv-spotjes voor 12-12 gezien. Misschien werd je zelfs al aangeklampt door een fondsenwerver van Artsen zonder Grenzen of Oxfam.

Ook op twitter worden de tweets voor 12-12 gretig geretweet. Zo zag ik deze morgen de tweet van @Philippehenon passeren, geretweet door Lies Corneillie…

@Liescorneillie: RT @Philippehenon: Sms “1212” naar 4666 en geef 1 euro voor de #hoorn van Afrika. Plse RT

En ik reageerde erop…

@liescorneillie @Philippehenon moest die euro structureel gebruikt worden heeft dat mss zin…

Natuurlijk vraagt Lies (en anderen met haar) zich af wat ik in godsnaam bedoel, want ik geef toe, mijn tweet komt nogal bot en egoïstisch over. Mijn reactie vloeit eigenlijk voort uit een samenloop van eigen gedachten en een gesprek dat ik gisteren had met iemand.

Het gaat inderdaad niet goed in de Hoorn van Afrika. Niet alleen honger, maar de armoede, het geweld, de natuur die niet meewil. Structurele oplossingen zijn nodig.
Opnieuw komt er een situatie waarin ons geld gebruikt wordt voor noodhulp, de eerste noden lenigen, voedselpakketen en water. Ik denk dan terug aan halverwege de jaren 80, ik was nog klein, en zie de beelden voor me, op ons klein zwart-wit-televisie-toestelletje… Stervende kindjes, graatmagere moeders, opgeblazen buikjes.
Live Aid zamelde wereldwijd geld in om de honger uit de wereld te helpen.
We zijn ondertussen ongeveer 25 jaar later, en de situatie is nog altijd dezelfde.

Ondertussen leven wij hier, in de Westerse wereld, aan het zelfde ritme verder. We gaan naar de Aldi of Lidl en kopen Ethiopische snijbonen, en aan de kassa nemen we nog snel een bos rozen uit Kenia mee.
Gisteren was ik op bezoek bij een anjer-kweker. Aangezien ik zelf uit de tuinbouwsector afkomstig ben gaan gesprekken al snel over techniek en verkoop. Het was een slimme anjerkweker, die in de nodige vakgroepen zit en verder kijkt dan zijn eigen serre. Een kweker die een keuze gemaakt heeft. Betrekkelijk kleine oppervlakte, alles wat kan in eigen beheer, en met de collega’s een vakgroep opgericht, met eigen kwaliteislabel, eigen verpakkingsmateriaal, interne en externe controle over de kwaliteit. En met een duidelijke afzetmarkt, de betere bloemenwinkel. Want de groothandels, die worden overspoeld met rozen uit Kenia en anjers uit Ethiopië.

En daar word ik ambetant van. Heel ambetant. In Kenia, Ethiopië en de buurlanden zijn de nodige vruchtbare gebieden. Ideaal gelegen op en rond de Evenaar, met aangenaam subtropisch klimaat, het nodige vocht en stabiele lichturen.
Wordt er voedsel gekweekt? Neen… “Slimme” Nederlandse tuinders hebben hun boeltje hier bij elkaar gepakt, en zijn naar ginder getrokken, om daar bloemen te kweken en te exporteren naar hun vroegere afzetmarkt. De oppervlaktes zijn immens, de werkkrachten spotgoedkoop en de kosten laag. Verwarming en bijlichten is niet nodig, veiligheidsnormen onbestaande.
We mogen blij zijn dat door de komst van de Blanke Bloemenkweker een heel deel van de bevolking ter plekke aan de slag is. En dagelijks misschien een dollar verdienen.
Ik zou veel blijer zijn moest de vruchtbare grond ginder gebruikt worden om voedsel te produceren dat op de lokale markten verhandeld kan worden. Maar dat houdt een heleboel structurele veranderingen in…

En net die veranderingen zijn zo moeilijk. Op zich is dat logisch, want de lokale overheden moeten willen meewerken, en voor ze kunnen meewerken moeten ze inzien dat oorlog en geweld tot niets leiden. En na de lokale overheden zijn er nog de milities, de krijgshoofden en zoveel andere groepen en groepjes die de boel verzieken door hebzucht en machtsgeilheid.

Moest ik weten dat mijn geld ging naar een systeem waar het gebruikt wordt om de lokale bevolking op te leiden, ze op die manier in staat te stellen om zelf hun voedsel te produceren, dan gaf ik met alle plezier.
Maar nu blijf ik het wrange gevoel hebben dat het niet meer is dan een pleister op een (etterende) wonde….

Deze blogpost is sterk toegespitst op de bloementeelt in de streken waar de mensen getroffen worden door de hongersnood. Dit komt natuurlijk omdat dit binnen mijn vakgebied ligt. Ik ben er zeker van dat er nog talloze andere mogelijkheden zijn om de bevolking ginder lokaal en structureel te helpen.
Het sleutelwoord in gans dit verhaal is “structureel”

Enkele cijfers ivm de import van bloemen uit de Hoorn van Afrika:

– aanvoer stelen in 2005: 1,517 miljard (bron: flowercouncil) (Enkel Kenia)
– omzet in euro’s in 2005: 201,962 miljoen (bron: flowercouncil)
(Enkel Kenia)
– aanvoer stelen in 2009: 3,75 miljard (bron: CBS) (Enkel Kenia)
– geschatte oppervlakte gebruikt voor rozenteelt (geen rekening houdend met andere sierteelten): +3000 hectare (Enkel Kenia)
Voor de andere landen zijn cijfers moeilijker te vinden, maar Ethiopië benadert stilaan de cijfers van Kenia